Bijna elke leefgroep heeft een apart gebouw. De leefgroepruimtes zijn ingericht als een woonkamer met een leef- en werkruimte,opdat de kinderen er zich thuis zouden voelen. Er zijn gezellige zithoeken en veel hoekjes om te spelen of te werken.

Wanneer de dag begint of wanneer de kinderen iets moeten bespreken, zitten ze in de kring.

Leefgroep 1 en 2 hebben hoekjes waar de kinderen kunnen schilderen, timmeren, spelletjes spelen, koken, op de computer werken, verkleden, schminken, bouwen of knutselen…

Leefgroep 3, 4 en 5 hebben in de leefgroepruimtes hoeken met boeken en documentatie, reken- en wiskundemateriaal, computers met internet, werktafels en individuele bankjes, een digibord, knutsel- en schilderspullen.

Kinderen hebben geen ‘vaste plaats’ in de leefgroep. Ze gaan ergens zitten naargelang waarmee ze bezig zijn. De leefgroepruimtes worden voortdurend herschikt volgens de noden van het project. Ze zien er telkens anders uit, op maat van de kinderen.